Hij stapte weer in de boot en stak over, terug naar Zijn eigen stad. Daar probeerden een paar mensen een verlamde bij Hem te brengen die op een draagbed lag. Bij het zien van hun geloof zei Jezus tegen de verlamde:
‘Wees gerust, uw zonden worden u vergeven.’ Daarop zeiden enkele schriftgeleerden bij zichzelf:
Wat een godslasterlijke taal! Jezus doorzag hun gedachten en zei:
‘Waarom hebt u zulke boosaardige gedachten? Wat is gemakkelijker, te zeggen:
“Uw zonden worden u vergeven” of:
“Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ Toen zei Hij tegen de verlamde:
‘Sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En hij stond op en ging naar huis. Bij het zien hiervan werden de mensen met ontzag vervuld en ze loofden God, om de macht die Hij aan mensen heeft verleend.
Toen Jezus van daar verderging, zag Hij bij het tolhuis een man zitten die Matteüs heette, en Hij zei tegen hem:
‘Volg Mij.’ Hij stond op en volgde Hem. Toen Hij thuis aanlag voor de maaltijd, kwam er ook een groot aantal tollenaars en zondaars, die samen met Hem en Zijn leerlingen aan de maaltijd deelnamen. De Farizeeën zagen dit en zeiden tegen Zijn leerlingen:
‘Waarom eet uw Meester met tollenaars en zondaars?’ Hij hoorde dit en gaf als antwoord:
‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieken wel. Overdenk eens goed wat dit wil zeggen:
“Barmhartigheid wil Ik, geen offers.” Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars.’